Heelal verkennen deel 3

Pagina top navigatie elementen

Heelal

Verkennen deel 3

Transcript

LEERKRACHT: Ik ben Deborah de Hart, ik werk hier op basisschool de Arabesk sinds vier jaar in groep drie/vier. Ja we hebben gister al een stukje hiervoor gehad natuurlijk, waarbij we het thema hebben geïntroduceerd en ehm naar aanleiding van de brief uit jullie lespakket, en eh een kort gesprekje gevoerd over ehm de planeten waar we gister over gesproken hadden, stukje gekeken van het klokhuis, vanuit jullie materiaal. En toen mochten ze aan de slag met hun fantasieplaneet.

LEERKRACHT: Wie kan mij nog eens even vertellen wat er gister ook alweer bezorgd was bij mij in huis? Wie weet dat nog? Toen dacht ik ‘ja daar moet ik het even met de drie/vier juffrouw over hebben. Wat was dat ook alweer, Tristan?
LEERLING: Ehm een brief?
LEERKRACHT: Ik heb hem hier nog opgehangen, weet je nog? Zodat je hem nog even aan de pappa’s en de mamma’s kan laten zien. Wat stond er nou ook alweer in deze brief? Wat stond er nou in deze brief? Koen.
LEERLING: Dat een ander wezen (…) op aarde om te onderzoeken.
LEERKRACHT: Ja.
LEERLING: En toen ging die met een ruimteschip en toen kwam die op een andere planeet.
LEERKRACHT: Toen kwam die op een andere planeet! Weten jullie nog hoe die heet?
LEERLINGEN: Nee.
LEERKRACHT: Gijsje?
LEERLING: Bolo.
LEERKRACHT: Wat wist jij nog te vertellen aan Bolo over de aarde?
LEERLING: Dat ehm dat er water op de wereld bestond.
LEERKRACHT: Dat er water op de wereld bestond, wat nog meer Mirthe?
LEERLING: Eten.
LEERKRACHT: Eten op de wereld. Wat doen die mensen in de ruimte, kunnen die gewoon lekker lopen? Daar hebben we het ook nog over gehad, Koen?
LEERLING: Nee, op de aarde dan is is is er geen zwaartekracht dus dan zijn ze aan het zweven.

LEERKRACHT (wijst naar planeten op het bord): Daar hebben we hem weer. Op welke planeet leven wij ook alweer? Jesper.
LEERLING: Waar die pijl staat.
LEERKRACHT: Waar die pijl staat, hè. En hoe heette die planeet ook alweer?
LEERLING: Aarde.
LEERKRACHT: Aarde. En wat had ik nou verteld over iets heel kleins, wie weet nog hoe die heet, de kleinste planeet, daar wil ik namelijk nog iets bij zeggen. Britt?
LEERLING: Pluto.
LEERKRACHT: Pluto. En weet je wat er zo bijzonder is bij Pluto, want die zagen we eigenlijk niet hè, daar hadden wij een stipje van gemaakt toch? Dit stipje? En eigenlijk had Pluto niet genoeg puntjes om een echte planeet te worden. Dus het is niet een echte planeet, maar weet je hoe ze hem dan noemen?
LEERLINGEN: Nee.
LEERKRACHT: Een dwergplaneet. Dus niet meer vergeten hè? Wie weet nog hoe die planeet heette met die ring?
LEERLING: Saturnus.
LEERKRACHT: Saturnus en die is heel mooi. Wie kan mij vertellen wat de grootste planeet is? Marian?
LEERLING: Die daar.
LEERKRACHT: Wijs hem maar eens aan.
LEERLING (loopt naar het bord)
LEERKRACHT: Dat is de grootste planeet. Wie kan mij vertellen welke planeet het dichtst bij de zon staat? Dankjewel Marian. Welke planeet staat het dichtst bij de zon? Lucia.
LEERLING (loopt naar het bord)
LEERKRACHT: Ja. Weet je wat er met die planeet is die het dichtst bij de zon staat? Daar is de zon zó warm, daar moet je je echt wel heel goed insmeren.
LEERLING: Ja anders verband je.
LEERKRACHT: Anders verbrand je.
LEERLINGEN (geroezemoes)
LEERKRACHT: Wij zitten ook best wel dichtbij ja. Dus bij ons moet je je ook wel goed insmeren. Maar weet je hoe de mensen zich daar.. wel 9 keer meer moeten ze zich insmeren daar.
LEERLING: De zon is een vlammende bol.
LEERKRACHT: De zon is een vlammende bol. Wij gaan nu eerst even naar een filmpje kijken, en dan leer je nog meer dingetjes over deze planeten.
FILMPJE: We gaan nu het heelal nabouwen. Alle planeten en sterren komen gewoon in Nederland te staan. Dus ik moest de auto in (…)
LEERKRACHT: Finn, wat is nou een heel groot verschil als je nou kijkt vanuit de ruimte naar de aarde, en bijvoorbeeld naar… Jupiter. Stefano.
LEERLING: Ik zie Jupiter …
LEERKRACHT: Ja. Maar wat is nou een verschil?
LEERLING: Jupiter heeft hele andere kleuren dan de andere planeten.
LEERKRACHT: Ja, klopt, dat is het grootste verschil als je zo naar het plaatje kijkt.
Gister hebben wij een tekening gemaakt van hoe wij denken dat de aarde er echt uit ziet. Vandaag gaan we iets heel anders doen.
LEERLING: Knutselen.
LEERKRACHT: Knutselen ja, ik heb het gister al een beetje verklapt hè. Wij gaan vandaag een fantasieplaneet maken. Wat is nou fantasie? Lastig woord. Thijmen.
LEERLING: Dan heb je ehm… dat je iets heel raars maakt, dat je niet weet wat het is. Bijvoorbeeld een dier, wat op een dier lijkt ofzo.
LEERKRACHT: Dat kan, maar dat doen we nu met een planeet. Moet dat echt bestaan, wat jij dan maakt?
LEERLINGEN: Nee.
LEERKRACHT: Nee want dat is fantasie, je mag het dus verzinnen. Voordat we gaan beginnen, wil ik dat je eens even nadenkt van, hoe zou mijn planeet voelen van de buitenkant? Is die glad of is die ruw, of zitten er stekels op of… Finn.
LEERLING: Ruw.
LEERKRACHT: Bij jou ruw? Dat mag. Moet je zelf goed gaan nadenken hoe jij dat maakt. Ik heb zo’n hele doos met spullen, die zet ik allemaal daar achter neer. En jij mag zelf helemaal kiezen hoe jouw planeet, Finn, eruit komt te zien. Wat is er te vinden op jouw planeet? Dat kan van alles zijn. Wie kan eens een voorbeeld noemen? Wie heeft er al een beetje nagedacht? Sven.
LEERLING: Een olifant.
LEERKRACHT: Een olifant! Een dierenplaneet. Kan.

LEERKRACHT (interview): Ik ben niet zo into het heelal, dus ik moest me wel even voorbereiden, en toen ik het las dacht ik van nou, volgens mij is het best moeilijk, maar ja het tegendeel was eigenlijk waar want gister gingen we erover kletsen en er zijn wel kinderen die er gewoon heel veel vanaf weten op de een of andere manier. En ehm, ik op een gegeven moment hoefde ik niet eens heel veel sturing te geven, het gesprek liep en dat hield zichzelf een beetje in stand en eh, ja er kwam vandaag al iemand met een boek op school die daar toch wel heel erg in geïnteresseerd was, dus ik heb dat eigenlijk een beetje, ja overschat. Eigenlijk eh was het niet zo moeilijk, dat dacht ik alleen maar.

Omschrijving

In deze les maken de leerlingen kennis met de zon, de maan en de verschillende planeten. Vervolgens maken ze een fantasieplaneet. De leerkracht gebruikt in dit fragment veel taal om zaken duidelijk te maken en ze ondersteunt haar taalaanbod met materialen en beelden. Geïnteresseerd hoe je je taalaanbod kunt ondersteunen? Kijk hier voor tips.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Heelal

Kijkwijzer

1) Zie je hoe de leerkracht in dit fragment taal gebruikt als hulpmiddel om voorkennis op te wekken (vanaf 00:24)? Ze stelt vragen en laat de kinderen verwoorden wat ze al weten. Vervolgens vult zij onvolledige taaluitingen van leerlingen aan zodat de juiste en volledige voorkennis geactiveerd wordt.

2) De leerkracht ondersteunt haar taalgebruik in dit fragment met materialen. Zie je hoe ze met de brief (00:39) en beeldmateriaal (1:44) op het digibord haar uitleg ondersteunt?

3) De leerkracht geeft bij het woord ‘fantasie’ aan dat dit een lastig woord is (4:22). Zie je hoe ze, samen met de leerlingen, tot een juiste definitie van dit woord komt?

Opdracht
Het woord ‘dwergplaneet’ komt aan de orde. De leerkracht leert dit woord niet echt aan, maar geeft alleen een voorbeeld. Een veelgebruikte didactiek voor het aanleren van woorden is de Viertakt (Verhallen & Verhallen, 1994). Bespreek met elkaar hoe je dit woord volgens de fases van de Viertakt aan kunt leren.

lesfasen